De Republiek belaagd en Zwolle bezet door Bommen Berend / Deel II
Gesprek met historicus Luc Panhuysen over het Rampjaar 1672 door Wouter Geerling
Bommen Berend valt Overijssel binnen
Hoe ging het er ondertussen in het oosten van het land aan toe? En wat gebeurde er in Zwolle? In de Staten van Overijssel bestond al voor de oorlog onenigheid tussen twee facties: “De interne perikelen en het onderlinge wantrouwen bevorderden de veiligheid van Overijssel niet.”1 De verdeeldheid binnen de provincie en de halfslachtige verdedigingsmaatregelen op bevel van de Staten-Generaal hadden een gebrek aan daadkracht tot gevolg bij de provinciale en stedelijke besturen. Dat bleek, want Berend van Galen, de bisschop van Münster viel in 1672 opnieuw Overijssel binnen met een groot leger en talloze kanonnen. Bommen Berend, Van Galens bijnaam wegens zijn voorliefde voor bommen en granaten, lag al langer in de clinch met Zwolle en de Republiek, vanwege onenigheid over waterwegen en grondgebied. “De bisschop van Münster had te weinig geld, dus liet hij zijn manschappen Overijssel plunderen. Ooggetuigen hadden het over ‘uitgehongerde jongens en vagebonden’,” aldus Panhuysen. “Bommen Berend liet ook mensen, pluimvee of koeien gijzelen. De bevolking moest die dan terugkopen voor grote sommen geld. Ook brandschatting was een van de bisschops wapens.” Kasteeleigenaren werd gedreigd dat hun kasteel zou worden afgebrand, tenzij ze een grote afkoopsom betaalden.
Ook het leger van de Franse koning hield huis in de Republiek, want tegen de verwachting van de Nederlanders in was de linie van Rijnforten in het zuiden zeer snel gevallen. En superfort Maastricht was in eerste instantie door Lodewijk XIV geneutraliseerd met een omsingeling door een beperkt deel van zijn leger. “De eerste ‘kreukelzone’ was daarmee van de kaart,” geeft Panhuysen aan. “Dit zorgt voor paniek en heeft een gezagscrisis in de Republiek tot gevolg. Bange gewesten eisen hun eigen soldaten op, omdat ze denken dat dat ze kan redden.” Daardoor kreeg elke stad, ook Zwolle, een klein deel van het leger, en viel het grotere staatse leger uiteen. De steden van de Republiek waren nu op zichzelf aangewezen.
Zwolle belegerd
De stad Zwolle maakte deel uit van de IJssellinie, de tweede grote verdedigingslinie tegen de optrekkende legers van de Zonnekoning. De linie was echter verzwakt op het moment dat de oorlog op uitbreken stond. Er moest nog veel gebeuren, zowel qua onderwaterzetting van land als het versterken van de bolwerken. In goede staat was de Zwolse waterlinie een “adequate verdediging van de passage over de IJssel; de toegangsweg naar Utrecht en het kerngewest Holland.”2 Panhuysen voegt toe: “Het was niet leuk voor Zwolle dat het als last stand bij de IJssel was aangewezen. Daarmee geef je Overijssel op.” Zwolle had zich echter nog redelijk kunnen voorbereiden op de komende oorlog. De vervallen vesting was versterkt, de wallen en schanslinie naar de IJssel waren hersteld. En er werden musketten en ander wapentuig aangeschaft. “De Zwolse soldaten hebben echter geen krijgservaring, net als die in de rest van het land.”
Na de vlugge val van het sterke Deventer en andere steden in de streek, brak juni 1672 in Zwolle de paniek uit. De legers van Bommen Berend en de Keulse bisschop kwamen nu deze kant op! Veel Zwollenaren ontvluchtten de stad. Dat had een garnizoen van zo’n 1200 man, maar de meeste compagnieën vluchtten weg in de duisternis van de nacht, om zich bij troepen in Friesland te voegen. Zwolle zat nu nagenoeg zonder soldaten en het stadsbestuur durfde het daarom niet aan de vesting te verdedigen. Daarop werden onderhandelingen gestart met de twee bisschoppen, om oorlogswreedheden als moord, plundering en brandstichting te voorkomen. Het stadsbestuur tekende een redelijk gunstig capitulatieverdrag, waarin protestanten de vrijheid van godsdienst werd gegarandeerd en de stad zijn privileges behield.3 Zwolle werd echter opnieuw ingelijfd bij het Duitse Rijk.
Toen Zwolle eenmaal was gevallen, gaf de rest van Overijssel zich grotendeels zonder wapengekletter over. De andere leden van de Republiek (met name Holland), namen het Zwolle en de andere Overijsselse vestingsteden en schansen kwalijk dat zij zich zo gemakkelijk hadden overgegeven. De Zwolse regenten werden beticht van verraad en omkoperij. Daar was waarschijnlijk geen sprake van, maar de verdediging van Zwolle was wel bij voorbaat al een probleem, als gevolg van de competentiestrijd en de slechte relatie tussen de militaire top en het stadsbestuur.
Zwolle bezet
De provincie Overijssel werd verdeeld onder de bondgenoten. Kampen kwam in handen van Lodewijk XIV, Deventer ging naar de Keulse keurvorst en de kleine steden en het platteland naar Bommen Berend. In deze regeling zou Zwolle gezamenlijk worden bestuurd door de twee bisschoppen, maar in feite was de macht in handen van de Münsterse bisschop. Tijdens de daarop volgende bezetting werden Zwolle zware maandelijkse belastingen opgelegd. Het gebrek aan geld werd daardoor op een gegeven moment zelfs zo groot, dat men zich genoodzaakt zag vrijwel al het stadszilverwerk om te smelten tot noodmunten. Verder liep de handel met het vrije noorden en westen terug. Bovendien kregen veel stedelingen soldaten in huis, die ze verplicht kost en inwoning moesten geven. De inwoners van Zwolle ondergingen deze veranderingen gelaten, er was maar weinig onrust of verzet. Voor zover bekend was er alleen een oproer in Zwolle op het moment dat bekend werd dat Bommen Berend het beleg van Groningen had moeten staken. Markies de Chamilly, commandant van de Franse hulptroepen en de militaire machthebber in de stad, liet daarop uit voorzorg de burgerij ontwapenen.
Bommen Berend liet de stadsregering grotendeels in tact, om de bevolking niet te veel tegen zich in het harnas te jagen. Al zorgde hij er wel voor dat er steeds meer katholieke bestuurders en ambtenaren kwamen, ten koste van de protestantse. De katholieke Zwollenaren beleefden de bezetting anders dan de protestantse. Na jarenlange onderdrukking door de protestanten, verbeterden hun omstandigheden zienderogen met de komst van de nieuwe katholieke machthebber. Toch waren de verhoudingen tussen de beide gezindten redelijk goed tijdens de bezetting, mede dankzij de gematigde pastoor Arnold Waeijer.
Mokerslag!
Toen eenmaal vrede was gesloten met de bisschoppen, en de Duitse troepen waren weggetrokken, bleef Overijssel in 1674 achter als een ontvolkt, vernield en berooid gewest. Zwolle had bijvoorbeeld na alle belastingen ook nog een gigantisch bedrag moeten ophoesten als ‘oprotpremie’ voor de Duitse vijand. De provincie leed aan grootschalige ontvolking. Die ontvolking bestond behalve uit dodelijke slachtoffers, uit vluchtelingen en mensen die waren verhuisd. “Gemeenschappen kregen een mokerslag, vooral in de bezette gebieden,” vertelt Panhuysen. Oorlog en bezetting hadden ook in Zwolle veel slachtoffers geëist en grote schade opgeleverd. “In Zwolle was er leegstand, er bevonden zich spookzones in de stad.” Zo telde Zwolle in 1672 13.000 inwoners, maar in 1675 waren dat er nog maar 6000. De bevolking was meer dan gehalveerd! Voor de oorlog had de stad 2734 huizen, na de oorlog waren dat er nog slechts 1234, als gevolg van houtroof, verval en vernieling.
Overijssel mocht vanwege de te snelle overgave slechts onder strenge voorwaarden terugkeren als lid van de Republiek. De wederopbouw van de provincie kon worden begonnen, maar nu wel onder het strenge bewind van de machtige stadhouder Willem III.
De Grote Bosatlas
Het enthousiasme van Panhuysen werkte aanstekelijk. Net als in atheneum 2 word ik tijdens het onderzoek gegrepen door het onderwerp en zou ik wel alles willen lezen en mij nog verder willen verdiepen in dat bijzondere jaar 1672. Ik betrap mijzelf met een Grote Bosatlas in mijn handen, om proberen te begrijpen hoe Lodewijks oversteek van de Rijn topografisch in elkaar steekt. Later vertelde Panhuysen me dat de rivierloop is veranderd en dat als je dat op een kaart zou willen bekijken, je een hele oude atlas nodig hebt! Maar het geeft wel aan hoe je als historicus gepassioneerd kunt raken door gebeurtenissen van zo lang geleden.
- Gebeente met toverkracht. Tijdens de Münsters-Keulse bezetting werden in 1672 op verzoek van de bisschop van Keulen op de Agnietenberg de stoffelijke resten van Thomas a Kempis opgegraven. Pastoor Arnold Waeijer wees, op basis van overlevering en oude kronieken, de juiste plek aan. Het gebeente van de Zwolse Moderne Devoot werd in 1674 opgeborgen in een speciale kist, (nota bene) gemaakt door een protestantse timmerman. De reliekschijn is nog steeds te bewonderen in de Onze Lieve Vrouwebasiliek te Zwolle. Luc Panhuysen legt uit hoe zeventiende-eeuwers tegen relikwieën aankeken: “De Duitse bisschop wilde de resten van Thomas a Kempis hebben, ze moesten naar een betere plaats worden overgebracht, veilig voor de ketterse Nederlanders. Relikwieën zijn voor katholieken energiebronnen. Als je die in een kluis in je land hebt, dan heb je spirituele rugwind. Relikwieën hadden toverkracht.”
Noten
- Jan ten Hove, Geschiedenis van Zwolle (Zwolle 2005), 263.
- Idem, 310.
- Aanvulling van Luc Panhuysen in 2021: “Als we het over Zwolle hebben, kan van een ‘belegering’ niet worden gesproken. De stad werd door het bestuur gewoon de vijand in handen gegeven. Of hierbij verraad in het spel is, is voer voor historici. Het lijkt er namelijk op dat aan de capitulatie een onderhandeling vooraf is gegaan, waarin afgezanten van de bisschop van Münster gunstige voorwaarden presenteerden in ruil voor uitlevering van het complete garnizoen van Zwolle. Dit kwam de commandanten ter ore. Dat is de reden dat de soldaten Zwolle verlieten en de stad weerloos achterbleef.”
Gebruikte bronnen in dit artikel zijn te vinden in de originele publicatie in Zwols Historisch Tijdschrift 30-3 (2013), 143-152.
Deel I van dit artikel lees je hier: ‘De Republiek belaagd en Zwolle bezet door Bommen Berend / Deel I’