Terug naar het overzicht

Rijssen verraden en Bommen Berend verjaagd

Door Dick Smit

Zeventien jaar na de Vrede van Münster (anno 1665) valt Bernard van Galen met zijn troepen de Achterhoek en Twente binnen.

Op een kwade dag verschijnen de Münsterse troepen voor de Elsenerpoort in Rijssen. Als de Rijssenaren niet snel genoeg de poort openen, verschaffen de soldaten zich met geweld toegang tot het stadje. Ze rukken op naar het centrum, pikken mee wat van hun gading is en steken enkele huizen bij het Schild in brand.

6.000 gulden

Het stadsbestuur vraagt dan snel om een onderhoud met de bevelvoerende officier. Die eist een bedrag van 6.000 gulden, te betalen in acht dagen. Tot zolang moet Rijssen gratis voor kost en inwoning van de troepen zorgen. Rijssen heeft het geld niet. Ernst van Ittersum van de Oosterhoff brengt echter uitkomst. Hij schiet het bedrag voor, tegen een flinke rente. De bezetting duurt ongeveer een jaar.

Koodeef

In 1666 wordt de Vrede van Kleef gesloten. Achteraf een papieren vrede. Want in 1672 vallen Engeland, Frankrijk, Münster en Keulen ons land binnen. De Münsterse en Keulse troepen, onder leiding van bisschop Bernard van Galen, trekken weer een spoor van vernielingen door Twente en de Achterhoek. ‘Bommen Berend’, ook wel de Koodeef genoemd omdat zijn troepen bijna alle koeien meenemen, beschouwt zich als de nieuwe landsheer van Twente. Hij gaat de Rooms-Katholieke godsdienst weer invoeren en verbiedt de protestantse erediensten. Veel predikanten nemen daardoor de wijk naar het westen. Zolang de bisschop hier de scepter zwaait heeft Rijssen – voor het eerst sinds 43 jaar – weer een pastoor in de persoon van Joannes Swerink.

Koerbelt

Onder leiding van luitenant-kolonel Nagell verschijnen in augustus 1672 de Münsterse troepen voor de dan al bijna geheel gesloopte Elsenerpoort. Het stadsbestuur is op hun komst voorbereid. Op advies van meester Marsman gaat men bij Nagell – hij heeft zijn bivak op de Koerbelt opgeslagen – op visite om de plundering af te kopen. De overste is bereid Rijssen met rust te laten tegen een ‘vergoeding’ van 4.000 gulden.

Gijzelaar-officier

Hij zal ‘voor alle zekerheid’ een officier met een sauvegardebrief (een gijzelaar-officier met een soort vrijwaringsbewijs) in Rijssen achterlaten. Die officier zal er voor zorgen dat geen Münsterse troepen Rijssen binnenvallen om te roven en brand te stichten. Het verschuldigde bedrag moet wel binnen acht dagen worden betaald. Tot zolang eist Nagell voor zich en zijn troepen – in totaal 1300 man – gratis inkwartiering. Weer opent Ernst van Ittersum de knip om het bedrag voor te schieten.

Stramme leden

Als de troepen zijn weggetrokken, blijft de officier met de vrijwaringsbrief achter. De man krijgt hier een leven als een luis op een zeer hoofd. Met overste Nagell was overeengekomen dat de man het stadje niet mag verlaten en beschikbaar moet zijn als vijandelijke troepen zich zullen vertonen. De enige beweging die de officier krijgt is af en toe een wandeling naar de Oosterhoff in gezelschap van meester Marsman.

Eigenlijk vindt de bevolking hem een zielige figuur. Vooral als hij vertelt dat hij ziek is. Hij heeft ‘last van stramme leden en zou lange wandelingen moeten maken’.

Medicijnen

Aan de burgemeester vraagt de officier of zijn oppasser een brief naar zijn regimentsdokter in Haaksbergen mag brengen. ‘Die zal wel raad weten’. De burgemeester stemt toe. De oppasser gaat naar Haaksbergen en brengt medicijnen en een brief mee voor ‘de zieke’. In die brief staat dat hij lange wandelingen moet maken. 

Noetsele

Burgemeester Crops adviseert hem te doen wat zijn dokter voorschrijft. De officier vraagt dan of hij naar ‘zijn vriend’ de baron van Eversberg mag. Crops vindt het goed. De officier mag zelfs één nacht wegblijven.

De man vertrekt richting Noetsele. Die dag gebeurt er niets bijzonders. Maar tegen de middag van de tweede dag melden bewoners van de Biesterij dat er zo’n duizend soldaten op weg zijn naar Rijssen. “Laat maar komen”, zeggen de Rijssenaren, “we hebben een sauvegarde.” Een uur later stormen de Munstersen via de Enterstraat het stadje binnen. Iemand roept nog dat Rijssen een sauvegarde heeft. “Haal hem dan maar eens op,” zeggen de Münstersen. Inmiddels worden de eerste huizen al in brand gestoken. Pas dan hebben de Rijssenaren in de gaten dat ze erin geluisd zijn.

Zeisen en sabels

Woest zijn ze op hun sauvegarde. “Die verrader! Als we hem te pakken krijgen is hij nog niet jarig”. Maar eerst moet worden afgerekend met deze vijand. Iedereen haast zich naar huis. Zinkroeren, spaden, schoppen, zeisen, pistolen en sabels worden voor de dag gehaald. En dan begint het gevecht. De Münstersen hebben op zo’n felle tegenstand niet gerekend. Ze moeten terug. De Rijssenaren vechten met een ware doodsverachting. De jaren 1665 en 1666 liggen nog vers in het geheugen. Iedereen begrijpt dat het met de Rijssense bevolking gedaan zal zijn als de Münsterman hier opnieuw de baas gaat spelen. Dan zich maar liever doodvechten.

Vijand op vlucht

De vijand slaat tenslotte op de vlucht met achterlating van dertien doden en een aantal gewonden. De lijken worden in een kuil op een afgelegen plek van het kerkhof gedumpt. De Rijssenaren betreuren één dode en verscheidene gewonden. Ook meester Marsman is gewond. Hij zal zijn verdere leven kreupel blijven. Maar de troepen van Bommen Berend zijn verjaagd.

Gesimuleerde ziekte

Een van de gevangenen vertelt hoe alles in zijn werk is gegaan. De ziekte van de sauvegarde-officier was gesimuleerd. In een brief aan een collega-officier had hij geschreven op welk tijdstip de aanval op Rijssen kon beginnen. Als het plan zou lukken, zou de officier met de sauvegardebrief zich weer bij de troepen voegen. Zo niet dan zou hij proberen een goed heenkomen te zoeken.

Verrader

Nu op zoek naar de verrader. Er worden vier groepen gevormd. Eén groep gaat richting Eversberg. Op het kasteel weet men van niks. De baron heeft de officier nooit uitgenodigd voor een bezoekje. Hij kent de man niet eens. De Rijssenaren vinden de verrader tenslotte vlakbij de buurtschap Noetsele, verborgen onder stro en plaggen in een aardappelkuil.

Inval van de Münsterse troepen door Gerrit Kwintenberg (1914-1975)

Münsterkolk

Juichend wordt hij naar boven gehesen, aan handen en voeten gebonden en op een handkar gezet. In triomf wordt hij naar Rijssen gevoerd. Zijn komst is al aangekondigd. Iedereen loopt uit. Bij de Boomkamp wordt de toeloop van nieuwsgierigen zo groot dat niemand er meer door kan. De mensen die de handkar moeten duwen kunnen niet verder. Het toeval wil dat zich vlakbij een diepe kolk bevindt. Die is destijds gegraven om bluswater bij de hand te hebben. “In de kolk met die verrader”, roept er iemand. Niet iedereen voelt voor die straf. Een aantal Rijssenaren meent dat de man moet worden overgedragen aan de magistraat. “Hij zal zijn gerechte straf toch niet ontlopen”. Maar de groep die het recht in eigen hand wil nemen is groter. De man wordt uit de kar getild, krijgt een steen om zijn nek gebonden en verdwijnt in de diepte. De historie vermeldt niet of het lijk later is opgehaald en begraven. Wel heette de kolk, op de hoek van de Boomkamp en de Huttenwal, vanaf die tijd de Münsterkolk. Hij is in 1864 gedempt.

Origineel gepubliceerd in: Kiek toch ’s (Uitgave VVV Rijssen), 1989

Ijsselacademie © 2024 | Ontwerp & realisatie: Blik Reclame