‘Vorders hebbe ick gehoort dat de Fransen ons hebben verlaten’ – Brief 1
Door Tamarah de Groot
Het is 3 januari 1674 wanneer de 15-jarige Anna van Breda een eerste brief aan haar vader schrijft, die op dat moment gegijzeld zit in Arnhem. Anna is dan bij haar oom en tante in Leiden, ver weg van het oorlogsgeweld in het oosten van het land. Het is niet bekend hoe lang zij daar al zit op het moment van schrijven. Was ze aan het begin van de Franse bezetting uit Kampen gevlucht? Of was ze daar pas enkele weken? Wanneer zij deze brief schrijft, is haar vader al ruim twee weken weg.
Anna schrijft haar brief als de schout van Camperveen juist langs is geweest. Deze kwam zijn vrouw ophalen in Leiden. Daar hoorde Anna dat de Fransen de stad Kampen hadden verlaten. Ze schrijft dit aan haar vader, en noemt daarbij dat het Franse leger drie torens (de haventoren, de Jan van Ens-toren en de Leeuwentoren) hebben vernield. Ook hebben ze de helft van alle bruggen en de huizen in de Schans verbrandt. Maar, zo schrijft Anna, alles lijkt gerepareerd te kunnen worden. Helaas was dat niet het geval; veel gebouwen, zoals de Leeuwentoren, zijn nadien nooit meer opgebouwd.
Beminde papa,
In dese ongeluckige dagen die bijsonderlijck voor
ons soo mogen genoemt werden naerdien se ons meest
treffen of dongeluckender selve wij hebben van dage
met de verheuginge en nieuwe verquickinge gesien in
dit nieuwe jaer den welstant van papa en monfreer
waer voor ick godt love en dancke en hope en wense
van de selve noch meer te hooren vorders hebbe
ick gehoort dat de fransen ons hebben verlaten hebbende
laeten springen drij toorens de haven jan van ens ende
leeuwentooren ende de helfte van de brugge verbrandt
ende huijsen in de schanse doch men seght dat het haest sal
kunnen gerepareert werden
De schout vertelde ook dat het geld voor de vrijlaten van gegijzelden (in de brief ‘ostagiers’) waarschijnlijk wel verzameld kon worden. Haar moeder had Anna gevraagd om terug naar huis te komen, ze kon wel samen reizen met de schout. Anna maakt zich zorgen: vind haar vader dat wel goed? Ze vraagt dan ook eerst om zijn goedkeuring. De schout van Camperveen kwam echter niet alleen maar naar Leiden om zijn vrouw op te halen. Hij trok er ook op uit om te solliciteren naar een functie die Rutger voor ogen had. Anna was bang dat haar vader de functie niet zou krijgen, daarom heeft ze een brief aan haar neef geschreven. Ze hoefden niet bang te zijn. Hun neef geloofde niet dat er een beslissing zou vallen voor ‘sijn hoogheijt’ (waarschijnlijk wordt hiermee stadhouder Willem III bedoeld) terug in het land zou zijn.
gelijck dan de schoute van
Camperveen die hier is gecomen om sijn vrou te halen
mij daer van heeft bericht die mij oock geseijt heeft
datter welhaest apparentie soude sijn tot het gelt
voor de lossinge van de ostagiers mama die heeft mij
weder thuys ontbooden ende sij wilde dat ick met de
schoute wederomgaen soude maer terwijl de vrienden
daer eenige swarigheijt in maecken soo soude ick niet
geeren sonder papas wille en weeten dat doen maer
ick hoope dat papa sijn aen voorgaende aengenaeme letteren
door een ander sal laten volgen opdat ick mij daer nae sal
kunnen reguleeren en ick hebbe een brief van mama gekre-
gen die mij schreef dat de schoute van Camperveen hierom
was naer hollandt gegaen om te soliciteeren nae die
plaetse daer papa anders het ooge op hadde naer
dien dit wel yets sou kunnen uijtbroeden dat ons
niet aengeaem soude weesen soo hebben ick mij geaddres-
seert aen neef die mij seijde dat hij niet en geloofde dat
daer yts in gedaen soude worden voor dat sijn hoogheijt
weder hier te lande was maar hij heeft mij ondertusschen
belooft dat hij sal spreecken met eenige heeren die der
wel wat in doen kunnen maer naer ick hoore soo geloove
dat papa niet qualick doen soude dat papa eens schreef aen Br. van
Buningen die kander wel wat in doen de schoute is nae
denhaegh ondertusschen kan papa sijn eijgen oordeel daer
overlaeten gaen en papa die kan ondertusschen eens
schrijven aen neef de munt alst hem blijft
Anna eindigt haar brief met een aantal wensen. Zo hoopt ze dat de beloofde penningen om de gegijzelden vrij te open snel opgebracht worden. Ook bidt ze tot God dat Hij haar vader en haar zwager (‘monfreer’) wil sterken en geduld wil geven voor zolang als alles nog gaat duren. Ook voegt ze een prachtige spreuk toe: ‘Gelijck men seght dat een aengenaem geselschap den wegh verkort, soo hoope ik dat naerdien papa lijdt met sijn beste vrienden hetselfde oock alsoo den tijdt verkorten sal’. Het thuisfront heeft goede moede en ze wenst haar vader een gelukkig nieuwjaar met de hoop dat het volgende jaar beter zal eindigen dan het laatste jaar.
ick hoope dat haest de beloofde penningen sullen opge[bracht]
sijn opdat papa nevens de andere heeren en vrienden
mogen ontslagen werden waer naer ick wensse
voorders wil ick godt bidden dat hij papa en
monfreer wil stercken en geven gedult en patien-
tie soo lange als de tijdt uwer insolentie sal duren
gelijck men seght dat een aengenaem geselschap den wegh verkort
soo hoope ik dat naerdien papa lijdt met sijn beste
vrienden hetselve oock alsoo den tijdt verkorten
sal men heeft hier goeije moet het is vandage bededach
geweest ick met mijne en onser aller hertelijcke
gebiedenisse aen papa Monfreer en andere vrienden
eijndige en verblijve
Oom en moeije en de
nichten doen papa monfreer
sie groeten
Beminde papa uwe gehoorsaeme
dochter A v B
Ick wense papa en monfreer een geluck-
saelig nieuwe jaer ick hoope dat
dit met meerder vruchtde eijndigen sal
als het voorledene
Dit artikel maakt onderdeel uit van een korte reeks artikelen:
Lees hier het eerste artikel ‘Briefverkeer tijdens het Rampjaar in Kampen’.